Ik heilig. Ik heilig alles.
In deze vaak verblindende wereld loop ik met mijn ogen open.
Voor alle mensen, in beginsel. Ik heilig ze, omdat ik in elk mens iets nieuws en iets unieks ontdekken kan van wie God is.
Ik heilig de wereld, die ondanks alles in haar wat vervloekt is, toch een bodem kan zijn onder een betekenisvol bestaan. Omdat zij mij steeds weer bij de les houdt: dat zij mij voedt als ik haar koester.
Ik heilig de ander. Om te beginnen de ander die met mij op zoek wil naar Heilige Ruimte. Ik zoek een kring van mensen bij wie ik kan vallen en opstaan. Mensen die ook mijn Heilige Ruimte zoeken. Zodat de liefde
die in mij woont niet eindigt als een verdunde, verbitterde versie van zichzelf.
Ik ben een kathedraal, geen inloophuis.
Ik heilig mijzelf. De wereld is vol en gaat snel. Maar mijn Heilige Ruimte deel en bewaar ik in vrije liefde. Veel mensen willen iets van mij. Maar ik sta mijzelf toe dat ik groei, dat ik word zoals ik bedoeld ben.
Ik hoor van alle kanten wat ik allemaal zou willen hebben of zou moeten doen. Maar ik stel mezelf eerst de vraag naar mijn eigen genoeg. In de overvloed van dat genoeg kom ik tot bloei, word ik beeld van God.
Ik heilig God, die ik nog nooit gezien heb. Omdat alleen al bedenken dat Hij bestaat mijn leven een kern geeft van wijsheid en liefde. Een kern waar ik naar terug kan keren, elke keer als ik in de wereld butsen oploop. En die me leert niet op te geven, steeds weer een nieuw begin te maken.